Alles over sport logo

Zo kun je als gemeente sociale ongelijkheid in sport tegengaan

Sporten, bewegen of lid zijn van een sportvereniging: voor de één vanzelfsprekend, voor de ander helemaal niet. Sportdeelname kent veel sociale ongelijkheid. Onderzoeker Agnes Elling van het Mulier Instituut legt uit waarom een brede kijk op diversiteit belangrijk is voor gemeenten die willen inzetten op inclusie, en hoe je maatwerk levert voor specifieke groepen.

Inclusief sporten en bewegen is in het Sportakkoord een centraal thema. Het doel: iedereen kan sporten en bewegen. Dat is in de praktijk nog niet het geval. Verschillende groepen blijven achter in sportdeelname en clublidmaatschap, blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut. Dat presenteerde in 2021 cijfers over sociale ongelijkheid in sportdeelname en -organisatie, als onderdeel van de monitoring van het Sportakkoord.

Sociale ongelijkheid in de sport: enkele feiten

Wie sporten minder dan gemiddeld (54%) van alle mensen van 12 jaar en ouder?

  • Mensen ouder dan 55 jaar (65 jaar en ouder: 38%. Of 55-64 jaar: 45%, 65-79 jaar: 42% en 80+: 20%)
  • Mensen met een laag (30%) of middelhoog (47%) opleidingsniveau
  • Mensen met een laag inkomen (41%)
  • Mensen met een niet-westerse achtergrond (46%)
  • Mensen met een lichamelijke beperking (25%) of met een langdurige aandoening en lichamelijke beperking (21%)

Wie zijn minder vaak lid van sportverenigingen dan gemiddeld (28%)?

  • Mensen ouder dan 35 jaar
  • Mensen met een laag (12%) of middelhoog (20%) opleidingsniveau
  • Mensen met een laag inkomen (18%)
  • Mensen met een niet-westerse achtergrond (23%)
  • Mensen met een langdurige aandoening (18%), lichamelijke beperking (17%) of beide (13%)
  • Homo- en biseksuelen (19%)

Bron: Sportenbewegenincijfers.nl (2020)

Diversiteit en sociale ongelijkheid

Agnes Elling

Wat zeggen de cijfers? Agnes Elling: “Allereerst: dat er veel sociale ongelijkheid in de sport bestaat. Er zitten echt verschillen in sportdeelname en clublidmaatschap. Daarbij gaat het dus niet alleen om de groepen waar beleid jarenlang vooral op ingestoken is, zoals mensen met een beperking.”

Aandacht voor deze grote diversiteit en sociale ongelijkheid in gemeentelijk beleid essentieel, zegt Elling. “Je ziet soms dat gemeenten inzetten op ‘iedereen’ of werken aan inclusie onder het motto: ‘We nemen alle groepen wel mee.’ Dat is te algemeen. Gelukkig groeit dat bewustzijn, extra aangezwengeld door de coronacrisis. Wel zie je dat de aandacht vooral groeit voor groepen die goed worden vertegenwoordigd, zoals ouderen of lhbti’ers. Een belangenvereniging voor mensen met een lage sociaaleconomische status is er niet.”

Van breed perspectief naar maatwerk

Meer aandacht voor minder kansrijke groepen dus, maar ‘one-size-fits-all-oplossingen’ bestaan niet. “De sociale ongelijkheid wordt nog duidelijker als je inzoomt op die groepen”, zegt Elling. “Zo worden jongens en meisjes vaak samen genomen, omdat ze inmiddels evenveel sporten. Maar splits de cijfers uit naar etnische achtergrond en je ziet: meisjes met een niet-westerse migratieachtergrond doen minder vaak aan clubsport. Dat vraagt een gerichte aanpak.” Ook hebben de groepen overlap. “Ouderen hebben vaker een beperking, migranten vaker een lage sociaaleconomische status, enzovoorts. Dat vraagt om maatwerk.”

En daarvan is niet altijd sprake. “Gemeenten maken nog vaak doelgroepenbeleid, bijvoorbeeld gericht op ‘mensen met een migratieachtergrond’. Maar je moet dus verder kijken dan die achtergrond. Inzetten op groepen kan wel, maar die moet je specificeren én leren kennen.”

Leefwereld begrijpen

Dat leren kennen blijkt een sleutel tot succes bij het aanpakken van sociale ongelijkheid. “De belemmeringen om te sporten en bewegen verschillen. Dé oudere of dé laaggeletterde bestaat niet. Daarom moet je de leefwereld leren kennen van degenen die je wilt ondersteunen.” Dat doe je volgens Elling door het gesprek aan te gaan, en de verbinding met het sociaal domein te zoeken voor expertise. “Zo voorkom je dat je bijvoorbeeld aanbod organiseert dat niet aansluit op de mensen om wie het gaat.”

Zo investeerde de gemeente Leiden in in een wijkgerichte aanpak. In het programma Stevenshof Vitaal zijn gesprekken met inwoners gevoerd, waarbij is gevraagd naar hun wensen en behoeften. Op basis daarvan zijn interventies gekozen. Lees meer over dat praktijkvoorbeeld in dit artikel.

Lees ook over motieven en belemmeringen om te sporten naar levensfase of bekijk het rapport ‘Belemmeringen en drijfveren voor sport en bewegen bij ondervertegenwoordigde groepen’ (2016).

Sport in de wijk: laagdrempelig en vrijblijvend

De leefwereld begrijpen is belangrijk om specifieke groepen te ondersteunen, maar sommige sleutels tot succes blijken voor veel groepen te gelden. Zoals: wijkgericht werken, met laagdrempelig en vrijblijvend aanbod. Lees hoe je het aanbieden van sport en bewegen in de wijk aanpakt.

Meervoudige en onzichtbare belemmeringen

Verdiep je in de leefwereld en je ziet dat mensen vaak meervoudige belemmeringen ervaren, zoals een opeenstapeling van stress, financiële problemen en gezondheidsklachten. Mensen met financiële problemen zijn bijvoorbeeld vaker laaggeletterd. Dat maakt het moeilijker voor hen om websites te lezen of formulieren in te vullen. Als je in de aanpak alleen let op het financiële aspect, mis je die andere drempels. 

Ook spelen er impliciete belemmeringen mee. Elling: “Misschien heeft iemand vroeger niet meegekregen dat sporten ‘normaal’ is. Dan mist diegene een bepaalde basis voor bewegen. Het heeft dan wellicht weinig zin om met aanbod te komen als je niet óók helpt die basis te creëren.”

Het begrijpen van alle (onzichtbare) belemmeringen is cruciaal voor inclusie. Bij mensen met psychische problemen speelt stigma bijvoorbeeld vaak mee – de angst voor vooroordelen of het gevoel er niet bij te horen. Net als bij lhbti’ers, die minder dan gemiddeld lid is van verenigingen.

Kansen bieden

Moeten iedereen dan per se sporten of verenigingslid worden? “Nee”, zegt Elling. “Inclusief beleid betekent ervoor zorgen dat mensen de mogelijkheden ervaren om te sporten en bewegen of clublid te worden als ze dat willen. Je kunt verleiden en adviseren waar nodig, maar het doel is gelijke kansen bieden, niet per se ‘laten meedoen’.”

Deze mindset sluit aan bij het recent gepubliceerde essay van Movisie over de betekenis van inclusie. Lees meer over dat essay en de implicaties voor gemeenten.

Juiste kennis en ervaring

Als gemeente heb je een faciliterende rol. Hoe vul je die in? “In gemeenten is niet automatisch expertise op diverse doelgroepen, dus daar moet je in investeren. Denk aan professionele ondersteuning in de vorm van buurtsportcoaches. Zij zijn essentieel om maatwerk te leveren en de brug te slaan van beleid naar wijk.”

Wie dat effectief wil doen, heeft wel de juiste expertise nodig. Elling: “Buurtsportcoaches hebben allereerst die ‘brede bril’ nodig: inzicht in de grote diversiteit en sociale ongelijkheid. Vervolgens helpt specifieke kennis op groepen om de leefwereld te begrijpen en effectief te werken.” Als gemeente kun je hun expertise afstemmen op lokale uitdagingen, zoals vergrijzing. 

Lees meer over de kracht van samenwerken met buurtsportcoaches.

Echt dóén

Inclusiviteit komt niet vanzelf, wil Elling zeggen. “Buurtsportcoaches, financiële regelingen, duurzame interventies: inclusief beleid vraagt om structurele, integrale aanpakken en investeringen. Een lange adem.” Ze ziet dat het Sportakkoord de uitvoering aanjaagt, maar er mag wat haar betreft meer actie komen. “Veel gemeenten wíllen wel, maar het is de kunst ook te dóén.”

Haak daarbij vooral aan bij beginnende of lopende bewegingen. “Zeker als er geen belangenvertegenwoordiging is voor een groep, moet je als gemeente bij andere loketten zijn, vaak het sociaal domein. Ook omdat de expertise in de sport niet automatisch aanwezig is.”

Gemeenten moeten daarom ook verenigingen en andere sportaanbieders ondersteunen. “Je kunt niet zomaar zeggen: zij regelen het wel. Ga in gesprek, stel vragen. Staat een vereniging écht open voor iedereen?” Ook buiten verenigingen kun je sociale ongelijkheid in sportdeelname tegengaan. “Zwembaden zijn bijvoorbeeld belangrijk: zwemmen is laagdrempelig voor groepen als ouderen. Zwembaden zijn duur, maar kijk hoe je dat kunt organiseren. Ga bijvoorbeeld in gesprek met het bedrijfsleven over sponsoring, samenwerkingen, enzovoorts. Er zijn zoveel mogelijkheden.”

Mensen bereiken

Tot slot: betrek de mensen die je wilt bereiken bij het maken van beleid. Denk aan het werken met sleutelpersonen in de wijk, participatief onderzoek of een ‘community based’ aanpak. Zo is in Hardenberg een community based preventiepilot geweest naar IJslands voorbeeld, met positieve resultaten. Lees een artikel over deze aanpak (van Sportindebuurt.nl) of bekijk de infographic van Trimbos Instituut.

Wil je mensen met een lagere maatschappelijke positie of een migratieachtergrond bereiken? Expertisecentrum Gezondheidsverschillen Pharos ontwikkelde vier bouwstenen om een interventie, activiteit of beleid te ontwikkelen waarbij je (ook moeilijk bereikbare) inwoners betrekt. Met deze infosheet kun je aan de slag.

Meer lezen?


Meedoen door sport en bewegen
Inclusief sporten en bewegen
public, professional
praktijkvoorbeeld
diversiteit, kwetsbaarheid, lage inkomens, sporten met lichamelijke beperking, sporten met verstandelijke beperking